Het Bijbelse principe van tienden betalen
Het Bijbelse principe van tienden betalen
God schiep de aarde en alle rijkdommen van de aarde, waar fysieke rijkdom uit voort komt.
God heeft alle rijkdommen van land en zee in eigendom. Hij heeft al deze dingen aan de mensheid gegeven om te gebruiken en van te genieten.
Door te gebruiken wat God geschapen heeft is de mensheid in staat:
- om voedsel te produceren,
- dieren te fokken,
- de bossen te oogsten,
- de aarde te ontginnen en
- de zee te bevissen.
God heeft al deze dingen aan de mensheid gegeven. Daarom vraagt Hij de mens om Hem te erkennen als de Almachtige Verzorger en Ondersteuner.
De Bijbel openbaart dat God het principe van tienden betalen instelde. Maar ook vrijwillige offeranden als een eeuwigdurende manier voor de mensheid om Hem te eren.
Het Oude Testament verklaart dat tienden en offeranden aan God toebehoren en “heilig zijn voor God”.
Jezus bevestigde deze waarheid opnieuw toen Hij zei, “geef dan….. aan God wat van God is”. (Matteüs 22:21)
Het boek Genesis geeft verslag van het offer van Abel. Dit offer maakt duidelijk dat deze praktijk vanaf het begin van de mensheid bestond. En dat het zeker niet beperkt was tot Gods verbond met Israël bij Sinaï.
Vóór de instelling van het Oude Verbond werden tienden en offeranden ook aan God gegeven.
Tienden en offeranden werden toen gegeven aan Melchizedek, de priester van de Allerhoogste God.
Het boek Genesis tekent op, dat Abraham tienden gaf aan Melchizedek. Ongetwijfeld gaven Izak en Jakob ook tienden en offeranden aan Melchizedek.
Toen God Zijn verbond met Israël sloot werden de tienden en offeranden verplaatst naar het Levitische priesterschap.
God zei, “en zie, aan de nakomelingen van Levi heb Ik alle tienden gegeven”. (Numeri 18:21)
Onder het Oude Verbond vereiste God van Zijn volk om Hem de eerstelingen van hun oogst en de eerstgeborenen van hun vee te geven.
Alsook een tiende van de toename, die voortkwam:
- van hun oogsten en vee,
- het winnen van kostbare mineralen uit de aarde en
- de opbrengst van het handel drijven.
God zei via de profeet Maleachi dat de priesters Gods geboden overtraden door verontreinigde offeranden te offeren (Hosea 9:4). De priesters beroofden God.
Net zoals degenen, die geen tienden en offeranden gaven aan de Levieten – zoals God had geboden – beroofden zij God.
Onder het Nieuwe Verbond heeft het priesterschap van Melchizedek het Levitische priesterschap vervangen. De Bijbelse autoriteit om tienden en offeranden van God te ontvangen is teruggeplaatst naar de orde van Melchizedek.
Jezus Christus, die aan de rechterhand van God de Vader zit, bekleedt nu het eeuwig ambt van Hogepriester van de orde van Melchizedek.
De Christenen van tegenwoordig geven hun tienden en vrijwillige offeranden om het werk van Jezus Christus te ondersteunen. Zij doen dat via Zijn Kerk, anders beroven zij God.
Bij het volgen van het Bijbelse principe van tienden betalen, is elke Christen persoonlijk verantwoordelijk. De Christen behoort zelf zijn of haar echte toename vast te stellen.
Jezus zei, “geef dan aan de keizer wat van de keizer is”. (Matteüs 22:21). Christus laat dus zien dat belastingen betaald moeten worden aan “de keizer”. (Civiele regeringen).
Belastingen zijn uitgesloten bij het vaststellen van iemands toename. Uitgaven, die betrekking hebben op de zaak of beroep zijn ook uitgesloten. Dat vermindert het werkelijke netto inkomen.
Christenen, waarvan de inkomens beperkt zijn. Waardoor hun hele netto inkomen nodig is om de basis uitgaven te dekken, hebben in Gods ogen geen echte toename. Daarover hoeven dus geen tienden betaald te worden.
- Het geven van geld wordt niet vereist voor behoud.
Als God echter een Christen financieel gezegend heeft behoort hij of zij vrijwillig te geven. Zoals geleid door Gods Heilige Geest.
Elke Christen moet uit het hart geven in een bereidwillige houding van liefde en dienstbaarheid. En wel in overeenstemming met de zegeningen, die God hem / haar heeft geschonken. Zowel geestelijk als fysiek.
God heeft beloofd om degenen, die tienden betalen en offeranden geven, te zegenen met alles wat toereikend is, in alle dingen.
Wat zegt de Bijbel? |
|||
Genesis 1:26-28 | Deuteronomium 8:1-18 | Genesis 4:3-7 | Numeri 18:1-29 |
Maleachi 3:7-11 | Hebreeën 7:1-10 | 1 Samuël 2:12-17 | Maleachi 1:6-14 |
Maleachi 2:1-10 | Matteüs 22:21 | Matteüs 5:17-20 | Matteüs 6:19-21 |
Wordt vervolgd met: Het evangelie van genade door Jezus Christus verkondigd
Overzicht Bijbelse begrippen vindt u hier.
BRON: CBCG : Beliefs and Doctrines of the New Testament Church
[Bijbelteksten zijn ontleend aan de Herziene Statenvertaling © 2010 Stichting HSV’][Nadruk van ons]