Christelijke financiële verantwoordelijkheid
Christelijke financiële verantwoordelijkheid – Gezin – de armen – Kerk – God: offerings en tienden
Christelijke financiële verantwoordelijkheid voor het Gezin
De Bijbel onderwijst dat Christenen toegewijd moeten zijn om in het onderhoud te voorzien van hun gezinnen. Elke Christen, die in staat is om te werken, behoort te werken. Zich niet inspannen om zijn of haar gezin te ondersteunen is “erger dan een ongelovige”. (1 Timoteüs 5:8)
Jezus Christus Zelf onderwees dat een Christen eerst zijn of haar gezin in het onderhoud moet voorzien. Voordat het persoonlijke inkomen gebruikt kan worden voor andere doelen, inclusief offerandes aan God. Jezus veroordeelde de Joden, die offerandes gaven of “korban” (offergave) aan de tempelschatkist en intussen hun behoeftige ouders veronachtzaamden.
God wil niet dat Christenen de basisbehoeften van hun gezinnen veronachtzamen om tienden en offeranden te geven. Christenen met een beperkt inkomen, die alleen in staat zijn om in hun basisbehoeften te voorzien hebben geen werkelijke vermeerdering. Zij hoeven dus geen tienden te betalen. God verlangt barmhartigheid en geen opoffering.
Christelijke financiële verantwoordelijkheid voor arme mensen
Christenen worden door Jezus Christus geboden om de armen en de behoeftigen onder hen te ondersteunen met medeleven en begrip. Een Christelijke houding van ware liefde en dienstbaarheid moet de basis zijn van al het geven.
God verlangt van elk één, die Hij voorspoed heeft gegeven om:
- blij en vrijwillig vanuit het hart te geven, zoals hij of zij in staat is.
Degenen, die een overvloed hebben, maar niet geven vanwege een egoïstische houding zijn schuldig aan hebzucht en zondigen tegen God.
Christelijke financiële verantwoordelijkheid volgens het gebod van Jezus Christus
In de wereld van vandaag is geld nodig om de geboden van Jezus Christus te vervullen:
- om het Evangelie te prediken,
- de kudde van God te voeden en
- voor de noden van de Kerk te zorgen.
Daarom wordt aan Christenen door de Heer Jezus Christus de opdracht gegeven om hun financiële middelen te delen. Te delen met degenen, die dienen in het dienaarschap van God.
Paulus schreef, “weet u niet dat zij die de tempeldienst verrichten, van het heilige eten? En dat zij die steeds bij het altaar verkeren, hun deel ontvangen van de offers van het altaar? “
“Zo heeft de Heere ook [Grieks houtoos, alzo, op dezelfde manier] met het oog op hen die het Evangelie verkondigen, opgedragen [Grieks diatassoo, bevelen, voorschrijven, gebieden], dat zij van het Evangelie leven”. (1 Korinthe 9:13-14)
Degenen, die steun ontvangen van hun broeders zijn rekenschap verschuldigd aan God en aan de broeders. Zij behoren aan te geven hoe deze tienden en offeranden worden gebruikt. Elke dienaar, die de broeders commercieel exploiteert is verkeerd. Intimidatie, dwang of angst om tienden en offeranden van hen af te dwingen is onjuist. Hij zal een streng oordeel van God ontvangen.
God waarschuwt Zijn dienaren tegen het uitbuiten van de armen van Zijn kudde. En te nemen van de schrale voorzieningen van de behoeftigen. God respecteert en zegent de armen, die geven wat zij kunnen. Hoe klein het bedrag ook is. Jezus prees de arme en behoeftige weduwe, die haar “kleine” bijdrage gaf.
Christelijke financiële verantwoordelijkheid voor God:
Het Bijbelse principe van tienden betalen
God schiep de aarde en alle rijkdommen van de aarde, waar fysieke rijkdom uit voort komt. God heeft dus alle rijkdommen van land en zee in eigendom. Maar Hij heeft al deze dingen aan de mensheid gegeven om te gebruiken en van te genieten.
Door te gebruiken wat God geschapen heeft is de mensheid in staat:
- om voedsel te produceren,
- dieren te fokken,
- de bossen te oogsten,
- de aarde te ontginnen en
- de zee te bevissen.
- God heeft al deze dingen aan de mensheid gegeven. Daarom vraagt Hij de mens om Hem te erkennen als de Almachtige Verzorger en Ondersteuner.
God – altijd – erkennen en eren als onze Almachtige Verzorger en Ondersteuner
De Bijbel openbaart dat God het principe van tienden betalen instelde, naast vrijwillige offeranden. Als een eeuwigdurende manier voor de mensheid om Hem te eren.
Het Oude Testament verklaart dat tienden en offeranden aan God toebehoren en “heilig zijn voor God”. Jezus bevestigde deze waarheid opnieuw toen Hij zei, “geef dan….. aan God wat van God is”. (Matteüs 22:21)
Het offer van Abel in Genesis 4 maakt duidelijk dat deze principes vanaf het begin van de mensheid bestaan. En dus niet beperkt was tot Gods verbond met Israël bij Sinaï.
Melchizedek, de priester van de Allerhoogste God
Vóór de instelling van het Oude Verbond werden tienden en offeranden gegeven aan Melchizedek. Melchizedek was de priester van de Allerhoogste God. Het boek Genesis tekent op, dat Abraham tienden gaf aan Melchizedek. Ongetwijfeld gaven Izak en Jakob ook tienden en offeranden aan Melchizedek.
Toen God Zijn verbond met Israël sloot werden de tienden en offeranden verplaatst naar het Levitische priesterschap. God zei, “en zie, aan de nakomelingen van Levi heb Ik alle tienden gegeven”. (Numeri 18:21).
Onder het Oude Verbond vereiste God van Zijn volk om Hem te geven:
- de eerstelingen van hun oogst en
- de eerstgeborenen van hun vee.
Alsook een tiende van de toename:
- die voortkwam van hun oogsten,
- vee,
- het winnen van kostbare mineralen uit de aarde en
- de opbrengst van het handel drijven.
God zei via de profeet Maleachi dat de priesters Gods geboden overtraden. Dat gebeurde door verontreinigde offeranden te offeren (Hosea 9:4) en God te beroven. Net zoals degenen, die geen tienden en offeranden gaven aan de Levieten – zoals God had geboden – beroofden God.
Onder het Nieuwe Verbond opnieuw het priesterschap van Melchizedek
Onder het Nieuwe Verbond heeft het priesterschap van Melchizedek het Levitische priesterschap vervangen. De bijbelse autoriteit om tienden en offeranden van God te ontvangen is teruggeplaatst naar de orde van Melchizedek. Jezus Christus, die aan de rechterhand van God de Vader zit bekleedt nu het eeuwig ambt van Hogepriester. En wel in de orde van Melchizedek.
De Christenen van tegenwoordig geven hun tienden en vrijwillige offeranden om het werk van Jezus Christus te ondersteunen. Zij doen dat via Zijn Kerk, anders beroven zij God.
Bij het volgen van het bijbelse principe van tienden betalen, is elke Christen persoonlijk verantwoordelijk. Zij behoren dus hun echte toename zelf vast te stellen.
Jezus zei, “geef dan aan de keizer wat van de keizer is”. (Matteüs 22:21) Dit laat zien dat belastingen betaald moeten worden aan “de keizer”. (Civiele regeringen)
Belastingen zijn uitgesloten bij het vaststellen van iemands toename. Uitgaven, die betrekking hebben op de zaak of beroep zijn ook uitgesloten, wat het werkelijke netto inkomen vermindert.
Christenen kunnen ook een beperkt inkomen hebben. En wel zo beperkt, dat hun hele netto inkomen nodig is om de basis onderhouds-uitgaven te dekken. Zij hebben in Gods ogen geen echte toename, waarover tienden betaald kan worden.
Het geven van geld wordt niet vereist voor behoud. Als God echter een Christen financieel gezegend heeft behoort hij of zij vrijwillig te geven. Zoals geleid door Gods Heilige Geest.
Elke Christen moet uit het hart geven in een bereidwillige houding van liefde en dienstbaarheid. Dit behoort ook in overeenstemming te zijn met de zegeningen, die God hem / haar geschonken heeft. Zegeningen kunnen zowel geestelijk als fysiek zijn. God heeft beloofd om degenen, die tienden betalen en offeranden geven te zegenen. Hij zegent met alles wat toereikend is, in alle dingen.
Christelijke financiële verantwoordelijkheid vindt u ook in:
Bijbelse begrippen voor elke Christen!
Fred Coulter
[Bijbelteksten zijn ontleend aan de Herziene Statenvertaling © 2010 Stichting HSV’]
[Nadruk van ons]