Bijbelse begrip: Gods zonen
Gods zonen – reuzen – half engel en half mens?
Wat is het Bijbelse begrip van – Gods zonen – in Genesis 6:4?
4 In die dagen, en ook daarna, waren er reuzen op de aarde, toen Gods zonen bij de dochters van de mensen waren gekomen en die voor hen baarden; dit zijn de geweldenaars van oude tijden af, mannen van naam.
In het begin – voordat God de mens schiep – schiep Hij geestelijke wezens, bekend als “engelen”. Zij hebben een hoger niveau van leven dan mensen, omdat zij eeuwig leven en niet onderworpen zijn aan de dood.
In Job 1:6 en 2:1, verwijzen “de zonen Gods” duidelijk naar engelen. In dit geval komen de engelen voor God – en het hoofd van de gevallen engelen, Satan, verschijnt met hen. Hoewel Satan en de demonen voor God kunnen verschijnen – zoals rechtvaardige engelen doen – worden zij niet “Gods zonen” genoemd.
Toch interpreteren sommige Joodse, occulte, mystieke, kabbalistische/esoterische autoriteiten de frase “Gods Zonen” in Genesis 6:4 als gevallen engelen of demonen. Zij beweren dat deze kwade geesten samenwoonden met vrouwen en hun nakomelingen resulteerden in een ras van supermensen of reuzen – half engel en half mens.
Aan de andere kant, God schiep de mens van het stof der aarde. Wij zijn dus fysieke wezens, onderworpen aan de dood – en kunnen niet eeuwig leven, zoals de engelen.
God schiep mensen als man en vrouw om kinderen voort te brengen, naar hun soort. Vervolgens heeft God alle mensen – door voortplanting – geschapen, hoewel zij allen sterven.
Dit vindt u in Genesis 1:27-28, Genesis 3:19 en Romeinen 5:12
De ware Bijbelse betekenis van Genesis 6:4 kan niet uit het tekst-verband worden begrepen, noch is het geopenbaard in het Oude Testament.
In het Nieuwe Testament vinden wij het antwoord – gegeven door Jezus Christus.
Jezus Christus was – voordat Hij als mens geboren was – de Heer God van het Oude Testament en Schepper van zowel engelen, als van de mensheid.
Toen Hij een vraag beantwoordde over de opstanding, zei Jezus: Lukas 20:34-36:
“de kinderen van deze wereld [van Adam tot het eindoordeel] trouwen en worden ten huwelijk gegeven, maar zij die het waard geacht zijn die toekomstige wereld [het komende Koninkrijk van God] te verkrijgen, en de opstanding uit de doden [tot eeuwig leven], zullen niet trouwen en ook niet ten huwelijk gegeven worden. Want zij kunnen niet meer sterven, omdat zij gelijk zijn aan engelen. En zij zijn kinderen van God, omdat zij kinderen van de opstanding zijn”. (Lukas 20:34-36)
Het antwoord van Jezus laat duidelijk zien, dat engelen – rechtvaardig of gevallen – niet trouwen, noch ten huwelijk gegeven worden.
Daarom kan de frase “de zonen Gods” alleen verwijzen naar de mannelijke mensen, “Gods zonen” die bij de dochters van de mensen waren gekomen – dat resulteerde in “reuzen”.
Zij waren mensen, die kinderen voortbrachten naar de menselijke soort – soort naar soort.
Zij waren niet half engel en half mens – een onmogelijke kruising van mens en engel.
Engelen zijn geschapen geestelijke wezens, die eeuwig leven. Zij werden niet geschapen met seksuele reproductieve organen.
Het is voor hen dus onmogelijk om fysiek samen te leven met menselijke vrouwen en nageslacht voort te brengen.
Meer informatie over de zonen Gods vindt u in The Two Babylons Alexander Hislop – Chapter II
[Bijbelteksten zijn ontleend aan de Herziene Statenvertaling © 2010 Stichting HSV’]
[Nadruk van ons]