Judaïsme: Openbaring van Mozes of een Religie van mensen?
Judaïsme: Openbaring van Mozes of een Religie van mensen?
Met betrekking tot de religieuze praktijk, is het Judaïsme geconcentreerd op haar collectie mondelinge tradities, die bekend zijn als de Talmoed.
De Talmoed – de Joodse mondelinge wet: De kern van de zaak
Een belangrijke factor in de geschiedenis van het Oude Israël was hun onvermogen om zich te houden aan de wetten en geboden van God. Steeds opnieuw betuigde het volk haar collectieve onderwerping aan Gods weg, om daarna snel weer terug te vallen in eerdere patronen van idolate ongehoorzaamheid. Zeven weken, nadat zij wonderbaarlijk waren bevrijd uit de slavernij in het land Egypte verklaarden de kinderen Israëls geestdriftig hun loyaliteit aan God aan de voet van de berg Sinaï.
“U [Mozes]moet dan alles wat de HEERE, onze God, tegen u zal zeggen, tegen ons zeggen, en wij zullen ernaar luisteren en het doen”. (Deuteronomium 5:27)
Vers 28 laat zien dat God zeer tevreden was met hun ijver. God, die echter de harten van de mensen begrijpt was er echter zeker van dat het enthousiasme van de Israëlieten kortstondig zou zijn – dus Hij klaagde: “och, hadden zij maar zo’n hart, om Mij te vrezen en Mijn geboden alle dagen in acht te nemen, opdat het hun en hun kinderen voor eeuwig goed zou gaan”! (Deuteronomium 5:29)
Zoals opgetekend door Mozes had God de Israëlieten aldus getaxeerd:
“Ik heb dit volk gezien en zie, het is een halsstarrig volk”. (Deuteronomium 9:13)
Net voordat het volk het Beloofde Land binnen trok, waarschuwde Mozes hen:
“U hebt alles gezien wat de HEERE in het land Egypte voor uw ogen gedaan heeft met:
- de farao,
- al zijn dienaren en
- heel zijn land.
De grote beproevingen die uw ogen gezien hebben, de grote tekenen en wonderen. Maar de HEERE heeft u geen hart gegeven om dat te erkennen, of ogen om te zien, of oren om te horen, [zelfs] tot op deze dag”. (Deuteronomium 29:2-4)
De talloze wonderen en tekenen bleken onvoldoende om de hardheid van hun harten te verzachten; zodoende was God niet in staat hun een hart en verstand te geven om het ware geestelijke karakter van Zijn Wet te begrijpen. Zonder succes had Mozes de Israëlieten gewaarschuwd om Gods woorden “op te slaan”. “Deze woorden in uw hart en in uw ziel prenten” en “besnijd dan de voorhuid van uw hart en wees niet langer halsstarrig”. (Deuteronomium 11:18; 10:16)
Zoals eerder vermeld was Gods weg van leven, zoals beschreven in de wetten en geboden van de Pentateuch, noch “verborgen”, noch “ver weg”. De wetten en geboden konden beide begrepen worden en naar geleefd worden, als men een gewillig hart had.
[De Pentateuch omvat de eerste vijf boeken van het Oude Testament, Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium]
Inderdaad, Mozes zei:
“want dit gebod, is niet ver weg, in uw mond en in uw hart, om het te doen”.
(Deuteronomium 30:11, 14)
In zijn verhandeling betreffende het ongeloof van Israël merkt de Apostel Paulus echter op, dat het volk tekortschoot in het verkrijgen van oprechte rechtvaardigheid. Paulus laat zien, dat God geen andere keuze had dan de harten van de kinderen Israëls te verharden, “God heeft hun een geest van diepe slaap gegeven, ogen om niet te zien en oren om niet te horen”. (Romeinen 11:7-8)
Wat dit “onvermogen” van het Oude Verbond betreft laat de Apostel Paulus er geen twijfel over bestaan, dat de fout niet bij de Wet lag, maar aan de mensen. (Hebreeën 8:7-8-9)
Hoewel het Oude Verbond alleen gehoorzaamheid aan de letter van de Wet vereist, was het volk Israël nog niet in staat om trouw te blijven in hun relatie met God – en ontwikkelde zeker nooit het hart om de geest van de Thora te begrijpen. [De eerste vijf boeken van de Tenach, de Hebreeuwse Bijbel – [Pentateuch]
De openbaring van Jezus, betreffende de geestelijke intentie van de Wet onderstreept een feit. Het feit, dat de Joden weinig inzicht hadden van de diepere geestelijke kwesties van de Thora.
Toch schrijft Paulus dat de Wet intens sterk geestelijk is (Romeinen 7:14). Zoals wij hebben gezien, gebaseerd op het brede principe van liefde tot God en liefde tot de naaste.
De verklaring van Paulus in Romeinen 7 is geen verwarde mening; integendeel, het laat zien dat de Wet van God bovenal werkt op het niveau van het verstand en de geest. En waar het geweten iemands daden – of beschuldigt / aan de kaak stelt of verdedigt. (Zie Romeinen 2:15)
Het was juist dit onvermogen van de Joden door ongeloof, dat leidde tot de ontwikkeling van de zogenaamde “mondelinge Thora”. Door het ontbreken van “een hart om te erkennen, ogen om te zien en oren om te horen”, als het kwam tot de ware toepassing van de “geschreven Thora”, namen Joodse wijze mannen hun toevlucht tot wat goed leek in hun eigen ogen. Zij probeerden moraal tot wet te verheffen en vestigden hun eigen, op werken gebaseerde “rechtvaardigheid” . Bovendien gebruikten zij een grote hoeveelheid menselijk bedachte tradities en wetten.
Paulus vatte het aldus samen:
“broeders, de oprechte wens van mijn hart en mijn gebed tot God voor Israël is gericht op hun zaligheid. Want ik getuig van hen dat zij [de Joden] ijver voor God hebben, maar niet met het juiste inzicht. Omdat zij immers de [oprechte] gerechtigheid van God niet kennen en [door hun tradities en code van de wet] een eigen gerechtigheid tot stand proberen te brengen, hebben zij [in hardheid van hart] zich [zelf] niet aan de gerechtigheid van God onderworpen”. (Romeinen 10:1-3)
Op dezelfde manier voerde Mordechai* aan dat de rechtvaardigheid door werken van de Farizeeën een “vals systeem van rechtvaardiging – [gebaseerd op] een Farizees systeem van verordeningen en tradities – was.
Hij voegde er aan toe, dat een dergelijke benadering “een Thora van valse ‘rechtvaardigheid’ voortbrengt. Dat gevuld is met vele hervormingen [ogenschijnlijk] ontwikkeld door het gebruik van de Wet van Mozes als een bron voor de tekst. Werken van de Wet werd een andere Thora [de mondelinge wetten en tradities van de Farizeeën], toegevoegd aan de geschreven Thora van Mozes”.
Een oprecht hart zou de Joden geleid hebben tot een begrip van de geestelijke intentie van de Wet en hen in staat hebben gesteld om geestelijk inzicht toe te passen en de principes van de geschreven Thora in elke omstandigheid te benutten. Er zou geen aanvullende mondelinge wet ooit nodig zijn geweest. Maar ten gevolge van hun ongeloof en hardheid van hart hebben de Joden (misschien onwetend) hun rabbijnse wetenschappers toegestaan om de Talmoed in plaats te stellen van een geestelijke denkrichting. Zodoende werd de mondelinge wet een goedkope, mislukte vervanging voor een geestelijk geleid geweten.
Hoewel het zonder aarzeling erkend werd, dat Gods Heilige Geest uitzonderlijk gegeven werd aan de uitverkorenen van het kerktijdperk – als een “helper”. (zie Johannes 14:26; 15:26; 16:7 enz.), Het is een vergissing om aan te nemen dat Israël geestelijk hulpeloos was. God is onpartijdig (Handelingen 10:34) en staat klaar om eenieder te helpen, wiens hart rein/puur is voor Hem – “want de ogen van de HEERE trekken over de hele aarde, om Zich sterk te bewijzen aan hen van wie het hart [geest, intentie, houding] volkomen is met Hem”. (2 Kronieken 16:9)
Het feit, dat God Israël dwong om te kiezen, bewijst dat Israël niet hulpeloos was. En dat zij betekenisvolle controle over haar morele leven uitoefende:
“Ik roep heden de hemel en de aarde tot getuigen tegen u: het leven en de dood heb ik u voorgehouden, de zegen en de vloek! Kies dan het leven, opdat u leeft, u en uw nageslacht”. (Deuteronomium 30:19)
Als een volk echter waren de kinderen Israëls niet genegen om God met hun hele hart, met hun hele geest te zoeken. En zodoende waren zij nooit in staat gehoorzaamheid op een geestelijk niveau te ervaren. Uiteindelijk was een plichtmatige letter-van-de-wet gehoorzaamheid alles wat zij konden bereiken en zelfs dat was op goed geluk.
Judaïsme: Openbaring van Mozes of een Religie van mensen
Moraliteit vereist persoonlijke keuze
De Joods benadering – hoe goed bedoeld ook – is gebaseerd op verdorven menselijke redenering. Inderdaad, “er is soms een weg die iemand recht schijnt, maar het einde ervan zijn wegen van de dood”. (Spreuken 16:25)
Het moet worden opgemerkt dat alle religies ditzelfde versleten pad zijn afgegaan. Zij proberen om moraliteit op één of andere manier tot wet te verheffen.
Katholicisme heeft haar catechismus; bij de Islam wordt gedrag opgelegd in de Koran; de verschillende oosterse religies hebben evenzo menselijk uitgedachte codes.
Het Protestantisme aan de andere kant onderwijst dat de Wet afgeschaft is door het offer van Jezus. En is vervangen door een etherische “goedheid” in het hart.
Maar net als Adam en Eva, worden voorstanders van een dergelijke benadering een “wet voor hen zelf”.
Judaïsme: Openbaring van Mozes of een Religie van mensen?
Judaïsme heeft in wezen getracht om haar doel door de “mondelinge wet” te bereiken. Dat doel kan alleen bereikt worden door een oprechte geestelijke benadering tot de Wet van God. Helaas, de Joodse afhankelijkheid van de Talmoed sluit de mogelijkheid uit van zo’n benadering. Het neemt zelfs uiteindelijk het element van persoonlijke keuze weg van de moraliteit.
Toegegeven, de Talmoed kan tot op zekere hoogte een “hek” creëren om de Wet; maar door dit te doen verhindert een dergelijke code altijd persoonlijke keuze en inzicht, gebaseerd op geweten. Uiteindelijk zijn mensen geen morele robots; wij kunnen niet geprogrammeerd worden via een wetcode om moreel te reageren op elke denkbare omstandigheid in het leven.
Maar wat wel werkt – volgens de wijsheid en het ontwerp van de Schepper Zelf – is morele vrijheid van keuze, waarbij het individu verantwoordelijk wordt gehouden voor zowel het onderscheid maken en het kiezen van een moreel pad, gebaseerd op duidelijke principes van de wet (zoals de Tien Geboden), tegenoverstaande aan sommige uitputtende gereglementeerde codes.
Al het andere vernietigt uiteindelijk moraliteit.
Judaïsme: Openbaring van Mozes of een Religie van mensen
De ontwikkeling van de Talmoed [page 150]
Midrash “Uiteenzetting” |
De vroegste uitleg van een Schriftgeleerde van de Thora na de dood van Ezra; het bestaat uit eenvoudige allegorieën en oprechte commentaren – mondeling doorgegeven. Beschouwt de H. Schrift als de tekst voor uiteenzetting.
Mishnah “Leerstellingen” |
De kern van mondelinge wetten maakt gebruik van Griekse denkleer als een instrument voor interpretatie; volledig ontwikkeld in de tijd van Jezus. Uitgebreid na 70 n. Chr.; en op schrift gesteld in 220 n. Chr.; H. Schrift nog beschouwt als de tekst voor uiteenzetting.
Gemara “Aanvulling” |
Rabbijns commentaar op de Misjna van ongeveer 230 n. Chr. Beschouwt de Misjna als de tekst voor uiteenzetting. (Een andere kleine aanvulling, de Tosefta, bevat minder autoriteit)
Talmud “Instructie” |
Geschreven verzameling van de Misjna en Gemara; voltooid in ongeveer 500 n. Chr. In de praktijk beschouwt als verheven boven de H. Schrift. Talloze toevoegingen werden er de volgende 1100 jaar gemaakt.
De Talmoed werd tot stand gebracht als Wet, Filosofie en Commentaar.
Talmud |
Halachah Wet | Haggadah Filosofie | Midrash Commentaar |
Met betrekking tot de religieuze praktijk, is het Judaïsme geconcentreerd op haar collectie mondelinge tradities, die bekend zijn als de Talmoed.
Bibliografie:* Mordechai, Avi ben: A comentary on Galatians—A Torah-Based Commentary in First-Century Hebraic Context. Jerusalem: Millennium 7000 Communications, 2005
Book: Judaism: Revelation of Moses, or Religion of Men? Page 78, 79 and 80, 150 (2010) by Philip Neal.
[Nadruk van ons]